Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 27:3-12 Het Boek (HTB)

3. Israël is mijn wijngaard, Ik, de Here, zal de mooie druiventrossen verzorgen en opkweken, elke dag zal Ik ze water geven en dag en nacht zal Ik de wacht houden tegen alle vijanden.

4. Mijn toorn tegen Israël is verdwenen. Als Ik dorens en distels vind die haar lastig vallen, zal Ik ze verbranden,

5. tenzij deze vijanden vrede met Mij sluiten en mijn bescherming zoeken.

6. Er zal een tijd komen dat Israël wortelschiet, uitbot en bloeit en de hele wereld met haar vruchten vult!

7-8. Heeft God Israël net zo zwaar gestraft als Hij haar vijanden strafte? Nee, want Hij heeft haar vijanden vernietigd, terwijl Hij Israël slechts licht strafte door haar ver van het eigen land in ballingschap te sturen, als werd zij weggeblazen als kaf door een storm.

9. En waarom deed God dat? Om haar zonden te verzoenen en haar te ontdoen van haar afgodenaltaren en afgoden.

10. De ommuurde steden zullen stil en verlaten zijn, de huizen verwaarloosd. Er zal gras in de straten groeien en koeien zullen in de stad grazen en de twijgen en takken afbreken.

11. Mijn volk is als de dode takken van een boom die worden afgebroken en onder etenspotten worden opgestookt. Deze mensen vormen een onverstandige natie, een dom volk, want zij keren zich van God af. Daarom zal Hij die hen maakte, geen medelijden hebben en hen niet genadig zijn.

12. Toch zal er een tijd komen dat de Here hen één voor één bij elkaar zoekt als met de hand uitgezocht koren. Hij zal hen overal vandaan opnemen van zijn grote dorsvloer die tussen de Eufraat en de Egyptische grens ligt.

Lees verder hoofdstuk Jesaja 27