Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 22:1-15-16 Het Boek (HTB)

1. Dit is Gods profetie over Jeruzalem, Dal van het visioen: wat is er aan de hand? Wat is iedereen aan het doen? Waarom rennen ze de daken op en waar staan ze naar te kijken?

2. De hele stad is in opschudding. Wat is er mis in deze rumoerige en uitgelaten stad? De doden die overal liggen, zijn niet gevallen in de strijd, niet eervol gesneuveld!

3. Al uw leiders vluchtten, zij gaven zich zonder verweer over. De mensen probeerden nog te ontkomen, maar ook zij werden gepakt.

4. Laat mij alleen, dan kan ik huilen. Probeer niet mij te troosten. Laat mij huilen om de ondergang van mijn volk.

5. Och, wat een vreselijke dag! Een dag van verwarring en verwoesting, een dag van God, de Here van de hemelse legers! De muren van Jeruzalem worden omver gehaald en de doodskreten echoën tussen de berghellingen.

6-7. De boogschutters zijn Elamieten, de wagenmenners Syriërs en de mannen van Kir dragen de schilden. Zij vullen uw mooie dalen en lopen te hoop voor uw poorten.

8. God heeft zijn beschermende zorg teruggetrokken. U rent naar het arsenaal om wapens te halen!

9-11. U inspecteert de muren van Jeruzalem om te kijken of nog iets moet worden gerepareerd! U keurt de huizen en laat er enkele slopen om aan stenen voor het herstel van de muren te komen. Tussen de stadsmuren bouwt u een reservoir voor het water van de laagstgelegen bron! Maar al uw koortsachtige activiteit zal nutteloos zijn, want u vraagt God niet eenmaal om hulp, hoewel Hij u dit aandoet. Hij heeft Zich dit al lang geleden voorgenomen.

12. God, de Here van de hemelse legers, riep u op tot berouw, tot huilen en rouwen. Hij wilde dat u uw hoofden zou scheren uit berouw over uw zonden. Dat u in zakken gekleed zou gaan als teken van spijt.

13. Maar nee, u zingt en danst en speelt. U houdt feesten waar flink gedronken wordt. ‘Laten wij eten en drinken en vrolijk zijn,’ zegt u. ‘Wat maakt het nog voor verschil, morgen zullen wij sterven.’

14. De Here van de hemelse legers heeft mij geopenbaard dat deze zonde u tot de dag van uw dood niet zal worden vergeven.

15-16. En diezelfde God, de Here van de hemelse legers, heeft mij verder gezegd: ga naar de hofmaarschalk Sebna en zeg tegen hem: ‘Wie denkt u wel dat u bent dat u deze prachtige grafkamer voor uzelf in de rotsen laat uithakken?

Lees verder hoofdstuk Jesaja 22