Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 52:20-34 Het Boek (HTB)

20. Het gewicht van de twee koperen pilaren, het wasvat en de twaalf stieren was enorm. Zij konden het niet eens wegen. Dit alles was gemaakt in de tijd van koning Salomo.

21. De pilaren waren elk 8,10 meter hoog en hadden een omtrek van 5,40 meter. Ze waren hol en hun wanden waren van acht centimeter dik koper.

22. Op elk van de pilaren stond een bronzen sierstuk van 2,25 meter lang en de bovenkant daarvan was versierd met vlechtwerk van koperen granaatappels. De twee pilaren zagen er precies hetzelfde uit.

23. Op de zijden van elke pilaar zaten in totaal zesennegentig granaatappels en bovendien op elke hoek nog een, zodat het hele vlechtwerk uit honderd granaatappels bestond.

24-25. Het hoofd van de lijfwacht nam met zich mee als gevangenen: de hogepriester Seraja, zijn assistent Zefanja, de drie hoogste tempelbewakers, een van de hoge legerofficieren, zeven adviseurs van de koning die in de stad waren ontdekt, de secretaris van de opperbevelhebber die verantwoordelijk was voor de rekrutering van manschappen voor het leger en zestig andere hooggeplaatsten van wie de schuilplaatsen waren ontdekt.

26. Hij nam hen mee naar de koning van Babel in Ribla,

27. waar deze hen allen ter dood liet brengen. Zo werd Juda in ballingschap weggevoerd.

28. Het aantal gevangenen dat in het zevende regeringsjaar van Nebukadnezar naar Babel werd gebracht, bedroeg 3023.

29. Elf jaar later nam hij nog eens 832 mensen uit Jeruzalem gevangen.

30. Vijf jaar daarna stuurde hij Nebuzaradan, het hoofd van de lijfwacht, die 745 mensen gevangennam. Zo kwam het totaal aantal gevangenen op zesenveertighonderd.

31. Op de vijfentwintigste dag van de twaalfde maand in het zevenendertigste jaar dat koning Jojachin van Juda in Babel gevangen zat, liet Evil-Merodach, die in dat jaar koning van Babel werd, koning Jojachin uit de gevangenis vrij.

32. Hij onderhield zich vriendelijk met Jojachin en behandelde hem beter dan de andere koningen in Babel.

33. Hij gaf hem nieuwe kleding en liet hem voor de rest van zijn leven regelmatig deelnemen aan zijn maaltijden.

34. Bovendien kreeg Jojachin elke dag een toelage om tot zijn dood in zijn levensbehoeften te kunnen voorzien.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 52