Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 46:8-17 Het Boek (HTB)

8. Het is het Egyptische leger dat brult dat het de aarde zal overstromen als een stormvloed, de steden zal verwoesten en elke tegenstander vernietigen.

9. Kom dan maar, paarden, strijdwagens en dappere soldaten van Egypte! Kom op, mannen uit Kus en Put, die het schild hanteren en de boog spannen!

10. Want dit is de dag van de Here, de God van de hemelse legers, een dag van wraak op zijn vijanden. Het zwaard zal verslinden tot het doordrenkt, ja, dronken is van uw bloed, want de Here, de God van de hemelse legers, zal vandaag slachtoffers maken in het noordelijke land aan de oevers van de Eufraat!

11. Ga naar Gilead om zalf te halen, volk van Egypte! Maar al gebruikt u nog zoveel geneesmiddelen, voor u bestaat geen genezing.

12. De volken hebben gehoord over uw schande. De aarde is gevuld met uw kreten van vertwijfeling en verslagenheid, uw beste soldaten zullen over elkaar struikelen en samen vallen.’

13. Toen gaf de Here Jeremia de volgende boodschap over de komst van koning Nebukadnezar van Babel om Egypte aan te vallen:

14. ‘Roep het om in Egypte, maak het bekend in de steden Migdol, Memfis en Tachpanhes! Maak u klaar voor de strijd, want het vernietigende zwaard zal iedereen verslinden.

15. Waarom zijn uw machtige soldaten gevallen en niet weer opgestaan? Omdat de Here hen neersloeg.

16. Velen zijn gestruikeld en vallen over elkaar heen. Dan zal de rest van dat leger zeggen: “Laten wij teruggaan naar ons vaderland, weg van deze slachtpartij!”

17. Thuisgekomen roepen ze: “De farao is een opschepper, hij heeft zijn kans niet gegrepen.”

Lees verder hoofdstuk Jeremia 46