Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 30:11-17 Het Boek (HTB)

11. Want Ik ben met u en zal u redden,’ zegt de Here. ‘Ik zal de volken waarheen Ik u heb gestuurd volledig vernietigen, maar u zal Ik niet uitroeien. Ik zal u wel straffen, u zult er niet ongestraft vanaf komen.

12. Uw zonde is namelijk ongeneeslijk, een vreselijke wond.

13. Er is niemand die u kan helpen of uw wond kan verbinden, er is geen kruid tegen gewassen.

14. Al uw bondgenoten hebben u verlaten en geven niets meer om u, want Ik heb u wreed gestraft, alsof Ik uw vijand was. Meedogenloos, of Ik een onverzoenlijke tegenstander was. Uw zonden zijn ontelbaar, uw schuld is enorm.

15. Waarom beklaagt u zich nu over uw zonde als over een wond die niet meer te genezen is? Ik heb u zo vaak moeten straffen wegens de enorme omvang van uw schuld.

16. Maar op die dag zullen allen die u vernietigen, zelf vernietigd worden en al uw vijanden zullen slaven worden. Wie u beroven, zullen zelf beroofd worden, en wie u aanvallen, zullen zelf aangevallen worden.

17. Dan zal Ik u uw gezondheid teruggeven en uw wonden genezen. Nu wordt u nog ‘Verstotene’ genoemd en heet Jeruzalem ‘Sion, de plaats die niemand wil.’

Lees verder hoofdstuk Jeremia 30