Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 30:10-20 Het Boek (HTB)

10. Wees dus niet bang, mijn dienaar Jakob. ‘Wees niet angstig, Israël, want Ik zal u terugbrengen vanuit verre landen en uw kinderen vanuit hun ballingschap. Zij zullen veilig en ongestoord wonen in hun eigen land en niemand zal hen bang maken.

11. Want Ik ben met u en zal u redden,’ zegt de Here. ‘Ik zal de volken waarheen Ik u heb gestuurd volledig vernietigen, maar u zal Ik niet uitroeien. Ik zal u wel straffen, u zult er niet ongestraft vanaf komen.

12. Uw zonde is namelijk ongeneeslijk, een vreselijke wond.

13. Er is niemand die u kan helpen of uw wond kan verbinden, er is geen kruid tegen gewassen.

14. Al uw bondgenoten hebben u verlaten en geven niets meer om u, want Ik heb u wreed gestraft, alsof Ik uw vijand was. Meedogenloos, of Ik een onverzoenlijke tegenstander was. Uw zonden zijn ontelbaar, uw schuld is enorm.

15. Waarom beklaagt u zich nu over uw zonde als over een wond die niet meer te genezen is? Ik heb u zo vaak moeten straffen wegens de enorme omvang van uw schuld.

16. Maar op die dag zullen allen die u vernietigen, zelf vernietigd worden en al uw vijanden zullen slaven worden. Wie u beroven, zullen zelf beroofd worden, en wie u aanvallen, zullen zelf aangevallen worden.

17. Dan zal Ik u uw gezondheid teruggeven en uw wonden genezen. Nu wordt u nog ‘Verstotene’ genoemd en heet Jeruzalem ‘Sion, de plaats die niemand wil.’

18. Maar,’ zegt de Here, ‘als Ik u vanuit de gevangenschap naar uw vaderland terugbreng en u weer welvaart geef, zal Jeruzalem op haar puinhopen worden herbouwd. Het paleis zal weer worden opgebouwd, waar het vroeger heeft gestaan.

19. De steden zullen vol vreugde en dankbaarheid zijn. Ik zal mijn volk laten groeien en bloeien tot het weer groot en aanzienlijk is.

20. De kinderen van mijn volk zullen net als vroeger weer in welvaart leven. Zij zullen onder mijn ogen samenkomen en Ik zal iedereen straffen die probeert hun schade te berokkenen.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 30