Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 3:8-16 Het Boek (HTB)

8. Toch schonk zij daar geen aandacht aan, ook al zag zij dat Ik het ontrouwe Israël verstootte. Maar nu heeft ook Juda Mij verlaten en zich aan anderen verkocht.

9. Lichtzinnig, zonder er verder bij na te denken, begon zij stenen en houten afgoden te vereren. Zo werd het land verontreinigd en ontheiligd.

10. Deze trouweloze zuster Juda keerde niet echt naar Mij terug, want haar berouw was maar schijn,’ zegt de Here God.

11. ‘Als het erop aankomt, is het ontrouwe Israël minder schuldig dan het bedrieglijke Juda!

12. Daarom moet u naar het noorden gaan en tegen Israël zeggen: Israël, mijn zondige volk, kom weer terug bij Mij, want Ik ben genadig, Ik zal niet altijd toornig op u blijven.

13. Erken dat u schuldig bent, geef toe dat u opstandig bent geweest tegen de Here, uw God, en overspel pleegde door onder elke boom afgoden te aanbidden, beken dat u weigerde Mij te volgen.

14. O zondige kinderen, kom tot inkeer, want Ik ben uw meester en zal u terugbrengen naar het land Israël, één uit elke stad en twee uit elk geslacht, waar u ook bent.

15. Ik zal u leiders naar mijn hart geven, die u zullen leiden met kennis en verstand.

16. Dan, als uw land opnieuw bevolktis,’ zegt de Here, ‘zult u niet langer verlangen naar die goede oude tijd, toen u de ark van Gods verbond in uw midden had. Niemand zal die tijd missen of eraan terugdenken en er zal ook geen nieuwe ark worden gemaakt,

Lees verder hoofdstuk Jeremia 3