Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 3:13-22 Het Boek (HTB)

13. Erken dat u schuldig bent, geef toe dat u opstandig bent geweest tegen de Here, uw God, en overspel pleegde door onder elke boom afgoden te aanbidden, beken dat u weigerde Mij te volgen.

14. O zondige kinderen, kom tot inkeer, want Ik ben uw meester en zal u terugbrengen naar het land Israël, één uit elke stad en twee uit elk geslacht, waar u ook bent.

15. Ik zal u leiders naar mijn hart geven, die u zullen leiden met kennis en verstand.

16. Dan, als uw land opnieuw bevolktis,’ zegt de Here, ‘zult u niet langer verlangen naar die goede oude tijd, toen u de ark van Gods verbond in uw midden had. Niemand zal die tijd missen of eraan terugdenken en er zal ook geen nieuwe ark worden gemaakt,

17. want de Here zal Zelf bij u zijn en de hele stad Jeruzalem zal bekendstaan als de Troon van de Here en alle volken zullen daar samenkomen om de naam van de Here te loven. Zij zullen niet langer hun eigen zondige verlangens volgen.

18. In die tijd zullen de volken Israël en Juda gezamenlijk terugkeren uit de ballingschap naar het land dat Ik hun voorouders als een eeuwige erfenis heb gegeven.

19. En Ik bedacht hoe heerlijk het zou zijn als Ik u als mijn eigen kinderen kon verzorgen. Ik was van plan u dit prachtige land, het mooiste ter wereld, te geven. Ik verlangde ernaar dat u Mij vader zou noemen en Ik dacht dat u zich nooit meer van Mij zou afkeren.

20. Maar u hebt Mij bedrogen, Israël, u hebt zich gedragen als een ontrouwe vrouw die haar man in de steek heeft gelaten.

21. Vanaf de kale heuvels hoor Ik stemmen die huilend smeken. Het is het volk Israël dat de Here de rug heeft toegekeerd en ver van Hem is afgedwaald.

22. O mijn opstandige kinderen, kom weer bij Mij terug, dan zal Ik u genezen van uw zonden. En zij zullen antwoorden: “Ja, wij komen terug, want U bent de Here, onze God.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 3