Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 29:17-23 Het Boek (HTB)

17. Ik zal hen maken tot rotte, oneetbare vijgen.

18. Ik zal hen achtervolgen met het zwaard, de honger en met ziekten. Onder de volken waar Ik hen plaats, zullen zij vervloekt, verwenst en bespot worden.

19. Ik stuurde mijn profeten keer op keer, maar zij wilden niet luisteren toen Ik tegen hen sprak,” zegt de Here. “En ook u, degenen die Ik verbannen heb, hebt niet willen luisteren.”

20. Luister daarom nu naar het woord van de Here, allen die vanuit Jeruzalem zijn weggevoerd naar Babel.

21. De Here van de hemelse legers, de God van Israël, zegt het volgende over uw valse profeten Achab, de zoon van Kolaja, en Zedekia, de zoon van Maäseja, die in mijn naam leugens vertellen: “Kijk, Ik geef hen over aan Nebukadnezar, zodat hij hen in het openbaar kan terechtstellen.

22. Hun lot zal spreekwoordelijk worden voor het kwaad, want als iemand voort aan een ander wil vervloeken, zal hij zeggen: ‘Laat de Here met u hetzelfde doen als met Zedekia en Achab, die door de koning van Babel levend werden verbrand!’

23. Want deze mannen hebben vreselijke dingen gedaan onder mijn volk. Zij hebben overspel gepleegd met de vrouw van een ander en in mijn naam leugens verteld. Ik weet het, want Ik heb alles gezien wat zij deden,” zegt de Here.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 29