Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 29:14-22 Het Boek (HTB)

14. Ja,” zegt de Here, “Ik zal Mij door u laten vinden en een einde maken aan uw slavernij. Ik zal u bijeenbrengen uit de plaatsen waarheen Ik u heb gestuurd en u daarna weer terugbrengen naar uw vaderland.

15. U kunt wel zeggen dat de Here u ook in Babel profeten heeft gezonden.

16. Maar nu zal Ik oorlog, hongersnood en ziekten laten komen over de mensen die hier in Jeruzalem zijn achtergebleven, over uw familieleden die niet naar Babel zijn verbannen en over de koning die op Davids troon zit.

17. Ik zal hen maken tot rotte, oneetbare vijgen.

18. Ik zal hen achtervolgen met het zwaard, de honger en met ziekten. Onder de volken waar Ik hen plaats, zullen zij vervloekt, verwenst en bespot worden.

19. Ik stuurde mijn profeten keer op keer, maar zij wilden niet luisteren toen Ik tegen hen sprak,” zegt de Here. “En ook u, degenen die Ik verbannen heb, hebt niet willen luisteren.”

20. Luister daarom nu naar het woord van de Here, allen die vanuit Jeruzalem zijn weggevoerd naar Babel.

21. De Here van de hemelse legers, de God van Israël, zegt het volgende over uw valse profeten Achab, de zoon van Kolaja, en Zedekia, de zoon van Maäseja, die in mijn naam leugens vertellen: “Kijk, Ik geef hen over aan Nebukadnezar, zodat hij hen in het openbaar kan terechtstellen.

22. Hun lot zal spreekwoordelijk worden voor het kwaad, want als iemand voort aan een ander wil vervloeken, zal hij zeggen: ‘Laat de Here met u hetzelfde doen als met Zedekia en Achab, die door de koning van Babel levend werden verbrand!’

Lees verder hoofdstuk Jeremia 29