Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 25:17-27 Het Boek (HTB)

17. Dus nam ik de beker met toorn uit de hand van de Here en liet alle volken eruit drinken, elk volk naar wie Hij mij had gestuurd.

18. Ik ging naar Jeruzalem en naar de steden van Juda en hun koningen en bestuurders dronken uit de beker. Daarom worden ze tegenwoordig gehaat en vervloekt.

19-20. Ik ging naar Egypte en ook de farao en zijn dienaren, de hoge ambtenaren en het hele volk en alle buitenlanders die daar woonden, dronken uit die vreselijke beker. Hetzelfde deden de koningen van het land Uz en de koningen van de Filistijnse steden Askelon, Gaza, Ekron en wat was overgebleven van Asdod.

21. Ik bezocht de volken van Edom, Moab en Ammon.

22. Ook alle koningen van Tyrus en Sidon en de koningen van de kustgebieden;

23. Dedan, Tema en Buz en de volken die daar wonen;

24. alle koningen van Arabië en van de nomadenstammen in de woestijn,

25. alle koningen van Zimri, Elam en Medië

26. en alle koningen van de noordelijke landen, dichtbij en veraf, de één na de ander; alle koninkrijken van de wereld. En ten slotte dronk ook de koning van Babel zelf uit deze beker, gevuld met Gods toorn.

27. Zeg tegen hen: de Here van de hemelse legers, de God van Israël, zegt: “Drink uit deze beker tot u dronken bent en moet overgeven, tot u valt en niet meer opstaat, want Ik stuur vreselijke oorlogen over u.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 25