Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 21:1-2-10 Het Boek (HTB)

1-2. De Here sprak tegen Jeremia toen koning Zedekia Pashur, de zoon van Malkia, en de priester Zefanja, de zoon van Maäseja, naar Jeremia stuurde en smeekte: ‘Vraag de Here ons te helpen, want koning Nebukadnezar van Babel valt ons aan! Misschien wil de Here ons genadig zijn en een machtig wonder doen, zoals Hij vroeger deed, zodat Nebukadnezar zijn troepen moet terugtrekken.’

3-4. Jeremia antwoordde: ‘Ga terug naar koning Zedekia en zeg hem dat de Here God van Israël zegt: “Al uw wapens zal Ik tegen u gebruiken in de strijd tegen de koning van Babel en de Chaldeeën die u belegeren. Ik zal de vijand massaal tot in het hart van deze stad laten doordringen.

5. Ik zal Zelf tegen u vechten en mijn vurige toorn op u koelen.

6. Ik zal deze stad treffen met een verschrikkelijke pest waardoor mens en dier zullen sterven.

7. En uiteindelijk zal Ik koning Zedekia, zijn hofhouding en alle in de stad overgebleven inwoners overgeven aan koning Nebukadnezar van Babel. Hij zal hen zonder genade afslachten.”

8. Vertel deze mensen dat de Here zegt: “Maak nu uw keus tussen leven en dood!

9. Wie hier in Jeruzalem blijft, zal worden gedood door uw vijanden of sterven van de honger of ziekte. Maar wie de stad uitgaat en zich overgeeft aan de Chaldeeën, blijft in leven.

10. Want Ik heb Mij tegen deze stad gekeerd, Ik zal haar vijand en niet meer haar vriend zijn,” zegt de Here. “De koning van Babel zal de stad innemen en haar volledig in de as leggen.” ’

Lees verder hoofdstuk Jeremia 21