Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 14:5-12 Het Boek (HTB)

5. Zelfs het hert verlaat haar jong, omdat zij geen gras kan vinden.

6. De wilde ezels staan op de kale heuvels als dorstige jakhalzen naar lucht te happen, er is geen grassprietje meer te vinden.’

7. Och Here, wij hebben vreselijk tegen U gezondigd en weten dat onze zonden ons aanklagen, maar helpt U ons toch ter wille van uw eigen machtige naam!

8. Hoop van Israël, onze redder in moeilijke tijden, waarom behandelt U ons als vreemden, alsof U iemand bent die op doorreis is en alleen voor één nacht zijn reis onderbreekt?

9. Bent U soms radeloos? Bent U niet in staat ons te redden? Och Here, U bent hier in ons midden, wij dragen uw naam en staan bekend als uw volk. Here, laat ons alstublieft niet in de steek!

10. Maar de Here antwoordde: ‘U hield ervan ver van Mij af te dwalen en u hebt niet geprobeerd mijn paden te volgen. Nu zal Ik u niet langer als mijn volk behandelen, Ik denk alleen nog aan al het kwaad dat u hebt gedaan en zal uw zonden bestraffen.’

11. De Here droeg mij opnieuw op: ‘Vraag Mij niet langer deze mensen te zegenen. Bid niet meer voor hen.

12. Ook al vasten ze, dan schenk Ik daar toch geen aandacht aan. Als zij Mij offers en geschenken aanbieden, neem Ik die niet aan. Het enige dat zij van Mij nog krijgen, is oorlog, honger en ziekte.’

Lees verder hoofdstuk Jeremia 14