Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 10:9-21 Het Boek (HTB)

9. Zij halen geplet zilver uit Tarsis en goud uit Ufaz en daarna wordt het product van een beeldhouwer en een goudsmid aangekleed met koninklijke purperen gewaden, gemaakt door de beste kleermakers.

10. Maar de Here is de enig ware God, de levende God, de eeuwige Koning. De hele aarde beeft voor zijn toorn waartegen geen volk bestand is.

11. Zeg dit tegen hen die andere goden vereren: ‘Uw zogenaamde goden die hemel en aarde niet hebben gemaakt, zullen van de aardbodem verdwijnen.’

12. Maar onze God schiep de aarde met zijn macht en wijsheid, waarmee Hij ook de hemelen uitspreidde.

13. Zijn stem klinkt door in de donder en de voortjagende wolken. Hij laat mist uit de aarde opstijgen. Hij stuurt de bliksem en de regen en vanuit zijn voorraadkamers laat Hij de winden waaien.

14. Maar dwaze mensen zonder enige kennis van God buigen voor hun afgodsbeeld, het product van de goudsmid. Het is schandelijk wat deze mensen doen. De beelden die zij maken, zijn leugens zonder geest of macht in zich.

15. Zij zijn waardeloos en belachelijk, zij zullen samen met hun vereerders worden verwoest.

16. Maar de God van Jakob is niet als deze afgoden. Hij is de schepper van alles en Israël is het volk dat Hij heeft uitgekozen. ‘Here van de hemelse legers’ is zijn naam.

17. Pak uw spullen! Maak u klaar om te vertrekken, want het beleg gaat beginnen.

18. Want dit is wat de Here u te zeggen heeft: ‘Deze keer zal Ik u uit dit land wegslingeren en grote rampen over u uitstorten, u allen zult gevangengenomen worden.’

19. Juda klaagt: ‘Mijn wond doet vreselijk pijn. Mijn verdriet is groot. Mijn ziekte is ongeneeslijk, maar ik moet het dragen.

20. Mijn huis is vernield en mijn kinderen zijn weggehaald. Ik zal hen nooit meer terugzien. Er is niemand overgebleven die mij kan helpen mijn huis weer op te bouwen.

21. De herders van het volk hebben hun verstand verloren, zij volgen God niet meer en vragen zich niet af wat Hij wil. Daarom falen ze voortdurend en zal hun kudde uiteengejaagd worden.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 10