Oude Testament

Nieuwe Testament

Hooglied 7:8-13 Het Boek (HTB)

8. Ik zei dat ik die palmboom wilde beklimmen en de trossen ervan plukken wilde. Je borsten lijken op rijpe druiventrossen. De geur van je adem doet mij denken aan de geur van appels.

9. Je gehemelte is heerlijker dan de beste wijn……laat die wijn naar mijn liefste toevloeien, zodat hij hem slapend kan drinken.

10. Ik behoor toe aan mijn liefste, ik verlang naar hem.

11. Kom, mijn liefste, laten wij samen het veld ingaan en overnachten in een van de dorpen.

12. Of laten wij heel vroeg de wijngaard ingaan en kijken of de wijnstokken al uitlopen, of de knoppen al openspringen en de granaatappelbomen al bloeien. Daar zal ik mij aan je geven.

13. Ik ruik de geur van de liefdesappels en overal groeien de heerlijkste vruchten. Mijn liefste, ik heb ze voor jou bewaard.

Lees verder hoofdstuk Hooglied 7