Oude Testament

Nieuwe Testament

Hooglied 4:1-3 Het Boek (HTB)

1. Mijn allerliefste, wat vínd ik je mooi! Je bent zo mooi! Door je sluier heen lijken je ogen op tere duiven. En zoals je haar neergolft langs je hoofd, lijkt het op een deinende kudde geiten die langs de hellingen van de Gilead naar beneden komt.

2. Je tanden zijn zo prachtig glanzend en wit, stralend en regelmatig lachen zij mij tegemoet.

3. Je lippen zijn zo rood, ik houd van je mond. Door je sluier heen zie ik je slapen, als de rode helften van een granaatappel.

Lees verder hoofdstuk Hooglied 4