Oude Testament

Nieuwe Testament

Habakuk 3:8-14 Het Boek (HTB)

8. Was U toornig, Here, op de rivieren en op het water van de zee, dat U op de wolken als op paarden komt aanstormen, staande op uw zegekar?

9. U spant uw boog en op uw bevel schieten de pijlen weg, U splijt de aarde en rivieren ontspringen.

10. De bergen zien U en beven. Stromen water trekken voorbij. De watervloed roept tot U en de golven rijzen huizenhoog.

11. De zon en de maan trekken zich terug bij het licht van uw pijlen, bij de bliksemende schittering van uw speer.

12. Vol toorn schrijdt U over de aarde en vertrapt de volken in boosheid.

13. U trekt eropuit om uw volk te redden, om uw gezalfde te bevrijden. U verbrijzelt het huis van de goddeloze van de nok tot aan de fundamenten, ja, tot de laatste steen.

14. Met zijn eigen pijlen doorboort U de aanvoerder van de aanstormende troepen. Zij willen mij verpletteren en juichen omdat zij een weerloze in zijn schuilhoek denken te vernietigen.

Lees verder hoofdstuk Habakuk 3