Oude Testament

Nieuwe Testament

Habakuk 1:13-17 Het Boek (HTB)

13. U, die te reine ogen hebt om kwaad en onrecht te kunnen aanzien, hoe kunt U die verraders toelaten? Waarom doet U niets wanneer die goddeloze volken ons, die rechtvaardiger zijn dan zij, vernietigen?

14. Waarom behandelt u de mensen als vissen die gevangen en gedood worden, als kruipende dieren die geen leider hebben om hen te verdedigen tegen de vijand?

15. Moeten wij aan hun haken worden opgevist of uit hun netten worden gehaald terwijl zij juichen over hun vangst?

16. Dan brengen zij offers aan hun netten en branden er wierook voor. ‘Dit zijn de goden waaraan wij onze vette buit en overvloedige maaltijd te danken hebben!’ zeggen zij.

17. Mogen zij maar altijd zo doorgaan? Mogen zij voortdurend andere volken meedogenloos blijven vernietigen?

Lees verder hoofdstuk Habakuk 1