Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 9:8-18 Het Boek (HTB)

8. Toen zei God tegen Noach en zijn zonen:

9-11. ‘Met u sluit Ik een verbond en met uw kinderen en met alle dieren die bij u in het schip waren—de vogels, het vee en de wilde dieren: Ik beloof dat Ik de aarde nooit meer zal verwoesten met een grote watervloed.

12-13. Als teken van dat verbond tussen Mij en alle levende wezens die na u op aarde zullen wonen, plaats Ik de regenboog in de wolken.

14-15. Als Ik de wolken langs de hemel laat glijden, zal de regenboog verschijnen en Mij aan mijn belofte herinneren: nooit meer een watervloed die alle leven vernietigt.

16-17. Als de regenboog aan de hemel staat, zal Ik hem zien en denken aan het eeuwigdurende verbond tussen Mij en alle levende wezens op aarde.’

18. De drie zonen van Noach heetten Sem, Cham en Jafet (Cham is de voorvader van de Kanaänieten).

Lees verder hoofdstuk Genesis 9