Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 8:5-18 Het Boek (HTB)

5. Drie maanden later kwamen ook de andere bergtoppen boven het zakkende water uit.

6. Na nog eens veertig dagen opende Noach het venster dat hij in de ark had gemaakt,

7. en liet een raaf los. Deze vloog heen en weer, net zolang tot de aarde weer droog was.

8. Daarna liet Noach een duif los om te kijken of de aarde al droog was,

9. maar de duif vond nergens een plek om neer te strijken en vloog terug naar de ark. Het water stond nog te hoog. Noach stak zijn hand uit en zette de duif weer terug in de ark.

10. Een week later probeerde Noach het nog eens.

11. De duif vloog weg om tegen de avond terug te keren met een olijfblad in haar snavel. Zo wist Noach dat het water bijna weg was.

12. Na een week liet hij de duif nog een keer los en nu kwam zij niet meer terug.

13. Op de eerste dag van de eerste maand in het jaar dat Noach zeshonderdeen werd, opende Noach de deur van de ark en zag dat het water zich had teruggetrokken.

14. Er gingen nog eens acht weken voorbij voordat de aarde helemaal droog was.

15. Toen zei God tegen Noach:

16. ‘U mag de ark verlaten, met uw vrouw, zonen en schoondochters.

17. Laat alle dieren, de vogels, het vee en alle kruipende dieren los, dan kunnen zij zich weer voortplanten en de aarde vullen.’

18. Noach, alle andere mensen en alle grote en kleine dieren en de vogels gingen van boord.

Lees verder hoofdstuk Genesis 8