Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 44:4-15 Het Boek (HTB)

4. Toen ze net buiten de stad waren, riep Jozef zijn huismeester en zei: ‘Ga hen achterna en houd hen aan.

5. Vraag hun: “Waarom hebt u mijn meesters zilveren drinkbeker gestolen die hij altijd gebruikt om de toekomst te voorspellen? Wat slecht van u om op deze wijze uw weldoener te behandelen!” ’

6. De huismeester ging achter de broers aan en zei precies wat Jozef hem had opgedragen.

7. ‘Waar hebt u het toch over?’ vroegen de broers verbaasd. ‘Wie denkt u dat u voor u hebt, dat u ons van zo'n misdaad beschuldigt?

8. Hebben wij het geld dat we in onze zakken hadden gevonden, niet teruggebracht?

9. Als u die beker bij een van ons vindt, moge diegene dan sterven. En wij zullen voor altijd slaven van uw meester zijn!’

10. ‘Dat lijkt me redelijk,’ zei de man, ‘maar alleen de dief zal slaaf worden, de anderen gaan vrijuit.’

11. Ze haalden de zakken van hun ezels en maakten die open.

12. De huismeester begon bij de oudste om de zakken te doorzoeken. Ten slotte werd de beker in Benjamins zak gevonden.

13. De broers scheurden in wanhoop hun kleren, laadden de zakken weer op hun ezels en gingen terug naar de stad.

14. Jozef was nog thuis toen Juda en zijn broers bij het paleis kwamen. Zij vielen voor hem op de grond.

15. ‘Wat dacht u eigenlijk?’ vroeg Jozef. ‘Begrijpt u niet dat een man als ik kan zien wat voor anderen verborgen is?’

Lees verder hoofdstuk Genesis 44