Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 4:18-26 Het Boek (HTB)

18. Henoch was de vader van Irad; Irad was de vader van Mechujaël; de zoon van Mechujaël was Metusaël; Metusaël was de vader van Lamech.

19. Lamech trouwde twee vrouwen: Ada en Silla.

20. Ada kreeg een zoon, Jabal. Hij werd de vader van de veehoeders en de mensen die in tenten wonen.

21. Zijn broer heette Jubal en werd vader van allen die de citer en de fluit bespelen.

22. Lamechs tweede vrouw, Silla, kreeg een zoon met de naam Tubal-Kaïn. Hij legde zich toe op de metaalbewerking en werd de vader van de smeden. Zijn zuster heette Naäma.

23. Op een dag riep Lamech zijn vrouwen bij zich en zei: ‘Luister, vrouwen! Een man die mij verwondde en een jongen die mij sloeg, doodde ik.

24. Hij die Kaïn doodt, wordt zevenmaal zo zwaar gestraft, maar de man die Lamech doodt, zal zevenenzeventig maal zo zwaar worden gestraft.’

25. Adam en Eva kregen later nog een zoon en noemden hem Set. ‘Want,’ zei Eva, ‘God heeft mij een zoon gegeven in de plaats van Abel, die door Kaïn werd vermoord.’

26. Set groeide op en kreeg een zoon die hij Enos noemde. In die tijd begonnen de mensen de Here God voor het eerst te aanbidden.

Lees verder hoofdstuk Genesis 4