Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 38:26-28 Het Boek (HTB)

26. Juda gaf toe dat de zegelring en de wandelstok van hem waren en zei: ‘Zij staat meer in haar recht dan ik, want ik heb mijn belofte dat zij met mijn zoon Sela mocht trouwen, niet gehouden.’ Maar hij trouwde toch niet met haar.

27. Het moment van de bevalling brak aan en Tamar kreeg een tweeling.

28. Bij de geboorte bond de vroedvrouw een rode draad om de pols van het kind dat het eerst verscheen,

Lees verder hoofdstuk Genesis 38