Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 37:26-27-31 Het Boek (HTB)

26-27. ‘Kijk eens,’ zei Juda tegen de anderen. ‘Daar komt een stel Ismaëlieten aan. Laten we Jozef aan hen verkopen, in plaats van hem te doden, want hij is tenslotte onze broer.’ Zijn broers waren het met hem eens.

28. Toen de karavaan bij hen aankwam, haalden ze Jozef uit de put en verkochten hem voor twintig zilverstukken aan de handelaars, die hem meenamen naar Egypte.

29. Een tijdje later kwam Ruben, die er niet bij was toen de karavaan langskwam, terug om Jozef uit de put te halen. Toen hij merkte dat Jozef weg was, scheurde hij zijn kleren als teken van verdriet.

30. ‘De jongen is weg. En ik? Waar moet ik nu heen?’ zei hij treurig tegen zijn broers.

31. Toen doodden de broers een geit en besmeurden Jozefs mantel met het bloed.

Lees verder hoofdstuk Genesis 37