Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 36:3-13-14 Het Boek (HTB)

3. en Basemat, de dochter van Ismaël (dus Esau's nicht) en de zuster van Nebajot.

4. Esau en Ada kregen een zoon, Elifaz. Esau en Basemat hadden een zoon met de naam Reüel.

5. Esau en Oholibama hadden drie zonen: Jeüs, Jalam en Korach. Al deze zonen werden geboren in het land Kanaän.

6-8. Toen nam Esau zijn vrouwen, zijn kinderen, zijn hele huishouding, het vee en de kudde—alle bezittingen die hij in Kanaän had vergaard—en trok naar het gebergte Seïr, weg van zijn broer Jakob. Het land was niet groot genoeg om in alle behoeften van hun vee te voorzien.

9. Hier zijn de namen van Esau's afstammelingen, de Edomieten die hem in het gebergte Seïr werden geboren:

10-12. Nakomelingen van zijn vrouw Ada, die haar zoon Elifaz kreeg, waren: Teman, Omar, Sefo, Gatam, Kenaz en Amalek (dat was een kind van Timna, de bijvrouw van Elifaz).

13-14. Esau kreeg ook kleinkinderen via zijn vrouw Basemat. Haar zoon Reüel kreeg Nachat, Zerach, Samma en Mizza.

Lees verder hoofdstuk Genesis 36