Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 31:1-2-19 Het Boek (HTB)

1-2. Maar Jakob kwam er achter dat Labans zonen zeiden: ‘Alles wat hij bezit, heeft hij aan onze vader te danken. Zijn rijkdom is ten koste van onze vader ontstaan.’ Jakob merkte ook dat Labans vriendschap voor hem bekoelde.

3. Toen sprak de Here met Jakob en zei: ‘Ga terug naar uw vaderland en uw familie. Ik zal bij u zijn.’

4. Daarom liet Jakob Rachel en Lea op een dag bij zich op het land komen, waar hij de kudde hoedde, om met hen te overleggen.

5. ‘Jullie vader heeft zich tegen mij gekeerd,’ vertelde hij hun, ‘en nu heeft de God van mijn vaderen met mij gesproken.

6. Jullie weten hoe hard ik voor jullie vader heb gewerkt, maar hij heeft mij bedrogen en is de afspraken over mijn loon herhaalde malen niet nagekomen.

7. God heeft echter niet toegestaan dat hij mij benadeelde,

8. want toen hij beloofde dat alle gespikkelde dieren voor mij zouden zijn, werden alleen nog gespikkelde dieren geboren. En toen hij van mening veranderde en zei dat ik alle gestreepte dieren mocht hebben, waren alle jonge dieren gestreept!

9. Op die manier heeft God mij rijk gemaakt ten koste van jullie vader.

10. En in de bronsttijd had ik een droom en zag dat de parende bokken in de kudde allemaal gespikkeld, gestreept en gevlekt waren.

11. Toen, in mijn droom, riep de Engel van God: “Jakob!” En ik antwoordde: “Ja.”

12. Hij zei dat ik de witte ooien met de gespikkelde, gevlekte en gestreepte bokken moest laten paren. “Want Ik heb gezien wat Laban u heeft aangedaan,” zei de Engel.

13. “Ik ben de God die u heeft gezien bij Betel, waar u een gedenksteen hebt opgericht en Mij een belofte hebt gedaan. Verlaat dit land en keer terug naar uw geboorteland.” ’

14. Rachel en Lea zeiden: ‘Wij gaan met je mee. Wij hebben hier niets meer te zoeken en wij zullen ook niets erven van onze vader.

15. Hij heeft ons behandeld als vreemden en ons verkocht. Van dat geld is al niets meer over.

16. De rijkdommen die God jou heeft gegeven van onze vader, waren eigenlijk van ons en onze kinderen! Doe maar wat God je heeft gezegd, wij staan achter je.’

17. Op een dag zette Jakob zijn vrouwen en kinderen op kamelen

18. en ging er vandoor zonder Laban iets te zeggen. Hij dreef zijn kudden, die hij daar in Paddan-Aram had verkregen, voor zich uit en nam al zijn bezittingen mee. Zo begon de terugreis naar zijn vader Isaak in het land Kanaän.

19. Laban was toen net bezig op het land de schapen te scheren.

Lees verder hoofdstuk Genesis 31