Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 26:13-17 Het Boek (HTB)

13. Zo werd hij steeds rijker.

14. Hij had grote kudden schapen en geiten en veel slaven en slavinnen. Hij werd zelfs zó rijk dat de Filistijnen jaloers werden.

15. Ze begonnen zijn waterputten, de bronnen die de dienaren van zijn vader Abraham hadden gegraven, dicht te gooien met aarde.

16. Koning Abimelech verzocht Isaak ten slotte het land te verlaten. ‘Vestig u ergens anders,’ zei hij, ‘want u wordt te rijk en te machtig voor ons.’

17. Isaak gaf gehoor aan Abimelechs verzoek en vestigde zich in het dal van Gerar.

Lees verder hoofdstuk Genesis 26