Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 21:14-17 Het Boek (HTB)

14. Abraham stond de volgende morgen vroeg op, maakte eten klaar voor onderweg en bond een waterzak op Hagars rug. Zo stuurde hij hen beiden weg. Hagar zwierf door de woestijn van Berseba en wist niet waar zij heen moest.

15. Toen het water op was, legde zij het kind onder een struik en ging zelf een eind verderop zitten.

16. ‘Ik kan niet aanzien hoe hij sterft,’ klaagde zij en barstte in huilen uit.

17. God hoorde de jongen schreeuwen en de Engel van God riep Hagar vanuit de hemel toe: ‘Hagar, wat is er aan de hand? U moet niet bang zijn! God heeft het huilen van het kind gehoord.

Lees verder hoofdstuk Genesis 21