Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 2:7-18 Het Boek (HTB)

7. Toen vormde de Here God het lichaam van de mens uit stof van de aarde en blies hem de levensadem in. Zo werd de mens een levend wezen.

8. De Here God plantte een hof in Eden, in het oosten en bracht de mens die Hij had geschapen daarheen.

9. In de hof plantte Hij prachtige fruitbomen. Midden in de hof plaatste Hij de boom van het leven en de boom van de kennis van goed en kwaad.

10. Vanuit Eden vloeide een rivier door de hof die hem vruchtbaar maakte en zich daar in vier rivieren splitste.

11-12. Eén rivier heet de Pison en stroomt rond het land Chawila, bekend om zijn goud, balsemhars en het edelgesteente chrysopraas.

13. De tweede rivier heet Gihon en stroomt door het land Ethiopië.

14. De derde rivier is de Tigris en stroomt naar het oosten van Assur. De vierde rivier is de Eufraat.

15. De Here God plaatste de mens in de hof van Eden om de zorg daarvan op zich te nemen en de hof te bewerken.

16. Maar Hij waarschuwde de mens: ‘Je mag van alle bomen in de hof eten,

17. maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad. Want als je daarvan eet, zul je zeker sterven.’

18. En de Here God zei: ‘Het is niet goed voor de mens alleen te zijn. Ik zal iemand maken met wie hij zijn leven kan delen en die hem kan helpen.’

Lees verder hoofdstuk Genesis 2