Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 2:1-10 Het Boek (HTB)

1. Zo werden de hemelen en de aarde en alles wat leeft gemaakt.

2. Op de zevende dag rustte God na afloop van zijn scheppend werk.

3. Hij zegende die zevende dag en maakte hem tot een bijzondere, heilige dag, omdat Hij die dag zijn scheppingswerk besloot.

4. Dit is een samenvatting van het werk dat de Here God verrichtte toen Hij de hemelen en de aarde heeft gemaakt.

5. Er waren nog geen planten of gewassen opgekomen uit de aarde, omdat de Here God het nog niet had laten regenen. Ook was er nog niemand die het land kon bewerken.

6. Er steeg echter een damp uit de aarde op die het land bevochtigde.

7. Toen vormde de Here God het lichaam van de mens uit stof van de aarde en blies hem de levensadem in. Zo werd de mens een levend wezen.

8. De Here God plantte een hof in Eden, in het oosten en bracht de mens die Hij had geschapen daarheen.

9. In de hof plantte Hij prachtige fruitbomen. Midden in de hof plaatste Hij de boom van het leven en de boom van de kennis van goed en kwaad.

10. Vanuit Eden vloeide een rivier door de hof die hem vruchtbaar maakte en zich daar in vier rivieren splitste.

Lees verder hoofdstuk Genesis 2