Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 19:24-32 Het Boek (HTB)

24. Toen liet de Here vuur en brandend zwavel op Sodom en Gomorra regenen

25. en vernietigde de steden op de vlakte, samen met alle mensen en alles wat er groeide.

26. Maar Lots vrouw keek tijdens de vlucht om en veranderde in een zoutpilaar.

27. Diezelfde ochtend stond Abraham op en hij haastte zich naar de plaats, waar hij voor de Here had gestaan.

28. Hij keek over de vlakte naar Sodom en Gomorra en zag dikke rookwolken opstijgen.

29. Zo willigde God Abrahams verzoek in. Hij spaarde Lot en haalde hem op tijd uit het gebied van de enorme vernietiging en massale dood.

30. Lot durfde niet in Soar te blijven en ging met zijn twee dochters in een grot in de bergen wonen.

31. Op een dag zei Lots oudste dochter tegen haar zuster: ‘Hier in deze streek is geen enkele man met wie vader ons zal laten trouwen. Zelf zal hij al gauw niet meer in staat zijn kinderen te verwekken.

32. Laten wij hem dronken voeren met wijn en met hem slapen, zodat onze familie niet uitsterft.’

Lees verder hoofdstuk Genesis 19