Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 19:1-14 Het Boek (HTB)

1. Die avond kwamen de twee engelen bij de stadspoort van Sodom aan. Daar zat Lot. Hij zag hen, stond op en boog voor hen neer.

2. ‘Heren,’ zei hij, ‘kom naar mijn huis en wees mijn gasten voor de nacht. Morgenochtend kunt u zo vroeg opstaan als u wilt en uw weg vervolgen.’ ‘Bedankt voor uw aanbod,’ antwoordden zij, ‘maar wij brengen de nacht liever op het plein door.’

3. Lot drong echter zo aan dat zij ten slotte met hem meegingen. Hij bood hun een maaltijd aan, compleet met ongezuurde broden.

4-5. Na het eten, toen iedereen zich klaarmaakte voor de nacht, omsingelden de mannen van Sodom, oud en jong, het huis en schreeuwden naar Lot: ‘Laat je gasten eens naar buiten komen, we willen gemeenschap met hen hebben!’

6. Lot kwam naar buiten en sloot de deur achter zich.

7. ‘Toe, beste vrienden,’ drong hij aan, ‘dat kunnen jullie toch niet doen.

8. Ik heb twee dochters, die nog maagd zijn, die kunnen jullie wel krijgen. Daar mag je mee doen wat je wilt. Maar laat die mannen met rust, want als gasten staan zij onder mijn bescherming.’

9. ‘Wat zullen we nu krijgen,’ schreeuwden de mannen. ‘Ga opzij! Wil jij, een vreemde, ons vertellen wat we wel en niet moeten doen? Pas maar op, wat wij met die mannen gaan doen, zal nog kinderspel zijn, vergeleken met wat we met jou zullen doen.’ Zij kwamen dreigend op Lot af en probeerden de deur te forceren.

10. Maar de twee mannen trokken Lot snel naar binnen en gooiden de deur dicht.

11. Tegelijk verblindden zij de woeste menigte, zodat die de deur niet kon vinden.

12-13. ‘Hoeveel familieleden hebt u hier in de stad?’ vroegen de engelen aan Lot. ‘Haal ze bij elkaar, schoonzonen, zonen, dochters en anderen en verlaat de stad dan zo snel mogelijk, want wij gaan haar vernietigen. De slechte naam van de stad is tot de hemel doorgedrongen en de Here heeft ons gestuurd om haar te verwoesten.’

14. Toen zocht Lot de verloofden van zijn dochters op en riep: ‘Snel, verlaat de stad, want de Here gaat haar verwoesten!’ Maar zij geloofden hem niet.

Lees verder hoofdstuk Genesis 19