Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 17:17-27 Het Boek (HTB)

17. Abraham liet zich weer voor de Here op de grond vallen en dacht lachend bij zichzelf: ‘Hoe kan een man van honderd jaar vader worden en een vrouw van negentig jaar nog een kind krijgen?’

18. En hij zei tegen de Here: ‘Och Here, het zou al mooi zijn als uw belofte voor Ismaël zou gelden.’

19. Maar God zei: ‘Nee, uw vrouw Sara zal een zoon krijgen die Isaak (Gelach) zal heten en Ik zal mijn verbond ook met hem en zijn nakomelingen sluiten, voor altijd.

20. U hebt Mij gevraagd of Ik Ismaël ook wil zegenen, dat zal Ik zeker doen. Zijn nageslacht zal groot zijn en onder zijn nakomelingen zullen twaalf vorsten zijn.

21. Maar mijn verbond sluit Ik met Isaak, die Sara volgend jaar om deze tijd ter wereld zal brengen.’

22. Zo eindigde het gesprek en God verliet Abraham.

23. Diezelfde dag nog besneed Abraham Ismaël en alle andere mannelijke huisgenoten—daar geboren of ergens gekocht—zoals God hem had opgedragen.

24. Abraham was toen negenennegentig jaar,

25. Ismaël was dertien.

26. Beiden werden op dezelfde dag besneden,

27. samen met de andere mannelijke huisgenoten.

Lees verder hoofdstuk Genesis 17