Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 10:1-20 Het Boek (HTB)

1. Dit zijn de nakomelingen van Sem, Cham en Jafet, de drie zonen van Noach, want na de watervloed werden hun zonen geboren.

2. De zonen van Jafet waren Gomer, Magog, Madai, Jawan, Tubal, Mesech en Tiras.

3. De zonen van Gomer waren Askenaz, Rifat en Togarma.

4. De zonen van Jawan waren Elisa, Tarsis, de Kittieten en de Dodanieten.

5. Hun nakomelingen werden de zeevaarders die langs de kust wonen en ieder een eigen taal hebben.

6. De zonen van Cham waren Kus, Misraïm, Put en Kanaän.

7. De zonen van Kus waren Saba, Chawila, Sabta, Rama en Sabtecha.

8. De zonen van Rama waren Seba en Dedan. Een van de nakomelingen van Kus heette Nimrod. Hij werd de eerste machthebber op aarde.

9. Hij was een geweldig jager, door niemand overtroffen. De naam Nimrod werd een begrip voor de mensen. Zij zeiden: ‘Hij is een Nimrod,’ waarmee dan werd bedoeld dat iemand een geweldenaar was.

10. De basis van zijn koninkrijk waren de steden Babel, Uruk, Akkad en Kalne in het land Sinear.

11-12. Van daaruit trok hij naar Assyrië en bouwde daar Ninevé, Rechobot-Ir, Kalach en Resen. Die laatste stad lag tussen Ninevé en Kalach en was de belangrijkste stad van het rijk.

13-14. Misraïm was de voorvader van de Ludieten, de Anamieten, de Lehabieten, de Naftuchieten, de Patrusieten, de Kasluchieten, waaruit de Filistijnen zijn voortgekomen en de Kretenzers.

15-19. Kanaäns oudste zoon heette Sidon en diens broer heette Chet. De volgende volken zijn afstammelingen van Kanaän: de Jebusieten, de Amorieten, de Girgasieten, de Chiwwieten, de Arkieten, de Sinieten, de Arwadieten, de Semarieten en de Hamatieten. De nakomelingen van Kanaän verspreidden zich van Sodom, Gomorra, Adma en Seboïm tot Lesa.

20. Al deze volken, die zich overal verspreidden en veel verschillende talen spraken, waren nakomelingen van Cham.

Lees verder hoofdstuk Genesis 10