Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 1:14-15-19 Het Boek (HTB)

14-15. Toen zei God: ‘Ik wil dat er heldere lichten aan de hemel verschijnen om de aarde te verlichten en het verschil tussen dag en nacht aan te geven. Die lichten zullen de vaste tijden regelen en de dagen en jaren aangeven.’ En zo gebeurde het.

16. God maakte twee grote lichten, de zon en de maan, die de aarde moesten verlichten. Het grootste licht, de zon, beheerste de dag en het kleinere, de maan, beheerste de nacht. Tegelijkertijd maakte God de sterren.

17. Hij plaatste de lichten aan de hemel om de aarde te verlichten,

18. dag en nacht aan te geven en het donker van het licht te scheiden. God zag dat het goed was.

19. Het werd avond en het werd weer morgen: de vierde dag.

Lees verder hoofdstuk Genesis 1