Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 1:1-13 Het Boek (HTB)

1. In het begin maakte God de hemelen en de aarde.

2. De aarde was woest en leeg en over de watermassa lag een diepe duisternis. Maar de Geest van God zweefde boven de watermassa.

3. Toen zei God: ‘Laat er licht zijn.’ En toen was er licht.

4. Het beviel God en Hij maakte een duidelijke scheiding tussen het licht en het donker.

5. Het licht noemde Hij ‘dag’ en het donker ‘nacht’. Het werd avond en het werd weer morgen: de eerste dag.

6. Toen zei God: ‘Laat de watermassa uit elkaar gaan, zodat de wolkenhemel en de zeeën worden gevormd.’

7. Zo maakte God de wolkenhemel, door de watermassa te verdelen tussen hemel en aarde.

8. Het werd avond en het werd weer morgen: de tweede dag.

9. Daarna zei God: ‘Laat het water onder de hemel samenstromen in zeeën en het droge land zichtbaar worden.’ En dat gebeurde.

10. God noemde het droge land ‘aarde’ en het samengestroomde water ‘zeeën’. God zag dat het goed was.

11-12. En God zei: ‘Laten er allerlei gewassen, zaaddragende planten en vruchtbomen met zaad in hun vruchten op aarde groeien. De zaden zullen steeds weer planten en bomen voortbrengen.’ Dat gebeurde en ook nu was het goed, zag God.

13. Het werd avond en weer morgen: de derde dag.

Lees verder hoofdstuk Genesis 1