Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 8:8-18 Het Boek (HTB)

8. ‘Breek door deze muur heen,’ zei Hij. Toen ik dat deed, kwam een deur naar een verborgen kamer tevoorschijn.

9. ‘Ga naar binnen,’ zei Hij, ‘en kijk welke goddeloosheid daar wordt bedreven.’

10. Ik ging naar binnen. De muren waren versierd met afbeeldingen van allerlei slangen, hagedissen en andere weerzinwekkende dieren. Ook waren er afbeeldingen van alle afgoden die de Israëlieten vereerden.

11. En zeventig leiders van Israël stonden daar in het gezelschap van Safans zoon Jaäzanja en aanbaden de afbeeldingen. Ieder van hen had een wierookvat in de hand en de rook vulde de hele kamer.

12. Toen zei de Here tegen mij: ‘Mensenzoon, hebt u gezien wat de leiders van Israël in het geheim doen, ieder bij zijn afgodsbeeld? Zij zeggen: “De Here ziet ons toch niet, want Hij heeft het land verlaten.” ’

13. Hij vervolgde: ‘Kom, dan zal Ik u zonden laten zien die nog gruwelijker zijn dan deze!’

14. Hij bracht mij naar de noordelijke tempelpoort en daar zaten vrouwen te huilen om hun god Tammuz.

15. ‘Hebt u dit gezien?’ vroeg Hij. ‘Maar Ik zal u nog grotere gruwelen laten zien.’

16. Toen bracht Hij mij in de binnenste tempelhof en daar bij de deur, tussen de voorhal en het koperen altaar, stonden ongeveer vijfentwintig mannen met hun rug naar de tempel van de Here en met hun gezicht naar het oosten gekeerd de zon te aanbidden!

17. ‘Hebt u het gezien?’ vroeg Hij. ‘Doet het de inwoners van Juda dan helemaal niets dat zij deze gruwelijke zonden bedrijven en het hele land vullen met onrecht? Zij steken hun tong tegen Mij uit en wakkeren zo mijn toorn aan.

18. Daarom zal Ik hun in mijn toorn meedogenloos straffen zonder iemand te sparen. En ook al schreeuwen zij om genade, Ik zal niet luisteren.’

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 8