Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 23:7-13 Het Boek (HTB)

7. Zo zondigde zij met hen, de beste mannen van Assyrië, en verontreinigde zichzelf door afgoden te aanbidden.

8. Want toen zij Egypte verliet, nam zij haar overspelige aard met zich mee. Zij was nog even sluw als in haar jeugd, toen de Egyptenaren al met haar naar bed gingen, hun lusten op haar botvierden en haar beroofden van haar maagdelijkheid.

9. Daarom leverde Ik haar uit aan de Assyriërs en hun afgoden van wie zij zo hield.

10. Zij trokken haar de kleren uit, doodden haar en namen haar kinderen mee als slaven. Iedere vrouw in het land kende haar naam als die van een zondares die haar verdiende loon had gekregen.

11. Maar toen Oholiba—Jeruzalem—zag wat er met haar zuster was gebeurd, ging zij haar gelijk achterna en zondigde zelfs nog meer dan haar zuster.

12. Ook zij begon te lonken naar haar Assyrische buren, die knappe jongemannen op hun mooie paarden, die legeraanvoerders in hun schitterende uniformen, stuk voor stuk aantrekkelijke mannen.

13. Ik zag dat zij dezelfde heilloze weg opging als haar oudere zuster.

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 23