Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 7:7-13 Het Boek (HTB)

7. Mozes was tachtig jaar en Aäron drieëntachtig jaar tijdens hun herhaalde bezoeken aan de farao.

8. Toen zei de Here tegen Mozes en Aäron:

9. ‘De farao zal u om een wonder vragen om te bewijzen dat God jullie heeft gestuurd. Als hij dat doet, moet Aäron zijn staf op de grond gooien en deze zal een slang worden.’

10. Zo gingen Mozes en Aäron opnieuw naar de farao en deden het wonder zoals de Here hun had gezegd, Aäron gooide zijn staf voor de ogen van de farao en zijn hofhouding op de grond en deze werd een slang.

11. Toen ontbood de farao zijn geleerden en tovenaars en zij deden hetzelfde wonder door hun magie.

12. Hun staven werden ook slangen! Maar Aärons slang at hun slangen op!

13. De farao bleef echter koppig en wilde nog steeds niet luisteren, precies zoals de Here van tevoren had gezegd.

Lees verder hoofdstuk Exodus 7