Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 4:21-25 Het Boek (HTB)

21. De Here zei tegen hem: ‘Als u terugkomt in Egypte, moet u naar de farao gaan en hem de wonderen laten zien die Ik u heb getoond. Ik zal hem echter koppig maken zodat hij het volk niet zal laten gaan.

22. Zeg dan tegen de farao: “De Here zegt: Israël is mijn oudste zoon

23. en Ik heb u opgedragen hem te laten gaan zodat hij Mij kan aanbidden. Als u weigert, zal Ik uw oudste zoon doden”.’

24. Mozes reisde verder met zijn gezin en toen hij op een avond stopte om te overnachten, verscheen de Here hem en probeerde hem te doden.

25. Zijn vrouw Sippora greep een stenen mes, besneed haar zoon en hield de bloedende voorhuid tegen Mozes' voet.

Lees verder hoofdstuk Exodus 4