Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 36:8-9-27 Het Boek (HTB)

8-9. De kundige wevers maakten eerst tien tentdoeken van getwijnd fijn linnen, blauwpurper, roodpurper en scharlaken, bewerkt met prachtige engelfiguren.

10. Vijf van die doeken werden aan elkaar gemaakt, evenals de andere vijf, zodat twee lange dekkleden ontstonden.

11-12. Er werden vijftig blauwpurperen lussen aan de uiteinden van de dekkleden gemaakt, precies tegenover de vijftig lussen aan het andere dekkleed.

13. Daarna werden vijftig gouden haken gemaakt om de lussen aan elkaar te haken, zodat de twee kleden tot een geheel werden.

14-15. Over deze kleden kwam een buitentent, gemaakt van elf kleden van geitenvel (elk kleed was 13,5 meter lang en 1,8 meter breed).

16. Besaleël maakte vijf kleden aan elkaar tot een lange strook en de andere zes tot een tweede lange strook.

17. Toen bevestigde hij aan de uiteinden van de stroken vijftig lussen en

18. bevestigde die stevig aan elkaar met vijftig kleine koperen haken.

19. De dakbedekking van de tabernakel werd gemaakt van een kleed van roodgeverfde ramsvellen, waar overheen nog een kleed van dassenvellen kwam.

20. Voor de zijden van de tabernakel gebruikte hij rechtopstaande panelen van acaciahout.

21. Elk paneel was 4,5 meter hoog en 67 cm breed.

22. Elk paneel had twee zijgroeven, zodat zij in elkaar vielen.

23. Aan de zuidkant stonden twintig panelen,

24. met de onderste randen in veertig zilveren voetstukken, aan elkaar bevestigd door middel van groeven.

25-26. Ook aan de noordkant stonden twintig panelen met veertig zilveren voetstukken, onder elk paneel twee.

27. De westkant van de tabernakel, die tegelijk de achterkant was, bestond uit zes panelen,

Lees verder hoofdstuk Exodus 36