Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 32:1-4 Het Boek (HTB)

1. Toen het volk zag dat Mozes niet direct terugkeerde van de berg, ging het naar Aäron. ‘Vooruit,’ zeiden zij, ‘maak een god voor ons die voor ons uit kan gaan, want we weten niet wat er met Mozes gebeurd is, die ons uit Egypte hierheen heeft geleid.’

2. ‘Goed,’ zei Aäron, ‘geef mij jullie gouden ringen maar.’

3. Iedereen leverde zijn gouden ringen in: mannen, vrouwen, jongens en meisjes.

4. Aäron smolt het goud en goot het in de vorm van een kalf. De Israëlieten riepen: ‘O Israël, dit is de god die ons uit Egypte heeft bevrijd!’

Lees verder hoofdstuk Exodus 32