Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 29:23-32 Het Boek (HTB)

23. één brood, één geoliede broodkoek en één dunne koek uit de mand met ongezuurde broden die u voor de Here had gezet.

24. Leg dit alles in de handen van Aäron en zijn zonen om het voor de Here omhoog te heffen.

25. Neem het hen daarna uit handen en verbrand het op het altaar als een aangenaam ruikend brandoffer voor de Here.

26. Neem dan het borststuk van Aärons inwijdingsram in uw handen en hef het voor de Here omhoog. Daarna mag u het voor uzelf houden.

27. Geef het borststuk en de dij van de inwijdingsram

28. aan Aäron en zijn zonen. De Israëlieten moeten dit deel van hun offers—zowel vredeoffers als dankoffers—afstaan als een gave voor de Here.

29. De heilige kleren van Aäron moeten worden bewaard voor de inwijding van de nakomeling die hem opvolgt.

30. De nakomeling van Aäron die na hem hogepriester wordt, moet deze kleren zeven dagen dragen, voordat hij de Here gaat dienen in de tabernakel en het Heilige.

31. Kook het vlees van de inwijdingsram op een heilige plaats.

32. Daarna moeten Aäron en zijn zonen het vlees en het brood uit de korf bij de ingang van de tabernakel opeten.

Lees verder hoofdstuk Exodus 29