Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 28:3-11 Het Boek (HTB)

3. Geef opdracht aan vaklieden, mensen die hun vak verstaan, kleren te maken die hem zullen onderscheiden van anderen, om hem te heiligen, zodat hij voor Mij het priesterambt kan uitoefenen.

4. Dit is de kleding die zij moeten maken: een borsttas, een priesterkleed, een overmantel, een bewerkt onderkleed, een tulband en een gordel. Ook voor Aärons zonen moeten zij heilige kleding maken.

5. Deze kleding moet worden gemaakt van gouddraad, scharlaken en fijn linnen.

6. Het priesterkleed moet worden gemaakt van goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en fijn getwijnd linnen.

7. Hij moet uit twee schouderstukken bestaan die aan elkaar moeten kunnen worden bevestigd.

8. De riem van het priesterkleed moet van hetzelfde materiaal worden vervaardigd: goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getwijnd fijn linnen.

9. Neem twee onyxstenen en graveer daarop de namen van de twaalf stammen van Israël,

10. op elke steen zes, in volgorde van leeftijd.

11. Gebruik bij het graveren van deze stenen dezelfde werkwijze als bij het maken van een zegel en zet de stenen dan in een gouden zetting.

Lees verder hoofdstuk Exodus 28