Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 28:19-28 Het Boek (HTB)

19. op de derde rij opaal, agaat en amethist,

20. op de vierde rij chrysoliet, onyx en jaspis. Deze stenen moeten in goud worden gezet.

21. Elke steen vertegenwoordigt een stam van Israël en de naam van die stam moet op de steen worden aangebracht als een zegel.

22-24. Bevestig de bovenkant van de borsttas met twee gedraaide gouden ketens aan het priesterkleed. Het ene eind van de ketens moet worden vastgemaakt aan de gouden ringen aan de bovenste rand van de borsttas.

25. De andere einden moeten worden bevestigd aan de voorkant van de gouden zettingen van de onyxstenen op de schouderstukken van het priesterkleed.

26. Maak dan twee gouden ringen en bevestig die aan de onderste rand aan de binnenkant van de borsttas.

27. Maak ook nog twee gouden ringen die aan de benedenvoorkant van het priesterkleed, net boven de riem, moeten worden vastgezet.

28. Verbind dan de onderste ringen van het priesterkleed met de onderste ringen van de borsttas door middel van een blauwpurperen koord, zodat de borsttas niet van het priesterkleed kan losraken.

Lees verder hoofdstuk Exodus 28