Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 12:25-32 Het Boek (HTB)

25. Als u bent aangekomen in het land dat de Here ons gaat geven, moet u dit elk jaar herhalen.

26. En als uw kinderen dan vragen: “Waarom doet u dat?”,

27. dan moet u antwoorden: “Het is een Pesach-offer voor de Here, die in Egypte onze huizen voorbij ging, toen Hij de Egyptenaren strafte.” ’ Toen knielden alle aanwezigen en bogen hun hoofd voor de Here.

28. De Israëlieten voerden de opdrachten uit die de Here hun door Mozes en Aäron had gegeven.

29. Rond middernacht doodde de Here iedere eerstgeborene in Egypte, van de zoon van de farao tot de zoon van de gevangene in de kerker en ook van het vee.

30. De farao, zijn dienaren en het hele volk stonden 's nachts op, door het hele land kon men de rouwklachten horen, want er was geen huis waar geen dode te betreuren was.

31. Nog diezelfde nacht ontbood de farao Mozes en Aäron en zei: ‘Verlaat ons land! U en uw volk moeten vertrekken.

32. Neem uw kleinvee en uw runderen ook mee, maar vertrek in elk geval! En bid tot uw God voor mij en mijn land.’

Lees verder hoofdstuk Exodus 12