5. De dienaren antwoordden: ‘Haman staat buiten te wachten.’ ‘Laat hem binnenkomen,’ beval de koning.
6. Toen Haman was binnengekomen, vroeg de koning: ‘Wat kan ik doen voor iemand aan wie ik graag eer wil bewijzen?’ Haman dacht bij zichzelf: ‘Aan wie anders zou de koning eer willen bewijzen dan aan mij?’
7. Daarom antwoordde hij:
8. ‘Laat een koninklijk gewaad halen dat u zelf hebt gedragen. Laat ook een paard halen waarop alleen u rijdt en dat op zijn hoofd de koninklijke rozet draagt.