Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 9:15-21 Het Boek (HTB)

15. Ik kwam toen naar beneden van de brandende berg, met in mijn handen de twee stenen plaquettes waarop de wetten van God stonden geschreven.

16. Beneden mij zag ik het kalf dat u had gemaakt in uw vreselijke zonde tegen de Here, uw God. Wat keerde u Hem snel de rug toe!

17. Toen hief ik de plaquettes hoog boven mijn hoofd en smeet ze op de grond kapot, ik gooide ze in stukken waar u bij stond.

18. Opnieuw wierp ik mij veertig dagen en nachten voor de Here neer, zonder te eten of te drinken. U had gedaan wat de Here het meest haatte en daardoor had u zijn toorn opgewekt.

19. Ik vreesde het ergste voor u, want de Here stond op het punt u te vernietigen. Maar ook deze keer verhoorde de Here mijn gebed.

20. Ook Aäron verkeerde in groot gevaar omdat de Here zijn toorn op hem richtte. Maar ik bad toen voor Aäron en de Here spaarde hem.

21. Maar het bewijs van uw zonde (het kalf dat u had gemaakt) verbrandde ik en ik vermaalde het daarna tot fijn stof. Het stof gooide ik in de bergbeek.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 9