Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 33:1-10 Het Boek (HTB)

1. Dit is de zegen die Mozes, de man van God, het volk Israël voor zijn dood gaf:

2. ‘De Here is bij de berg Sinaï naar ons toegekomen. Hij liet zijn licht over ons opgaan vanaf de berg Seïr. Hij scheen op ons vanaf de berg Paran, omgeven door tienduizenden heilige engelen en met een brandend vuur aan zijn rechterzijde.

3. Hij heeft de volken lief. Zijn heiligen rusten in zijn handen. Zij traden in uw voetsporen, Here, en zij kregen hun aanwijzingen van U.

4. De wetten die Mozes heeft gegeven, zijn het kostbaarste bezit van Jakobs volk.

5. De Here werd Koning over het rechtschapen Israël, toen wij Hem kozen in een bijeenkomst van de stamleiders!

6. Laat Ruben eeuwig leven en moge zijn stam groeien!’

7. En Mozes zei van Juda: ‘Here, luister naar de stem van Juda en verenig hem met zijn volk, vecht voor hem tegen zijn vijanden.’

8. Toen zei Mozes over de stam Levi: ‘Geef Levi uw orakelstenen, de Urim en Tummim. Bij Massa en Meriba stelde U Levi op de proef,

9. hij gehoorzaamde uw opdrachten en vernietigde vele zondaars, zelfs zijn eigen kinderen, broers, vaders en moeders.

10. De Levieten zullen Israël onderwijzen in uw wetten en zullen voor U werken bij het reukaltaar en het brandofferaltaar.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 33