Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 32:36-51-52 Het Boek (HTB)

36. De Here zal zijn volk recht doen en begrip tonen als de krachten van de mensen zijn uitgeput, als meester en knecht niet meer verder kunnen.

37. Dan zal de Here vragen: “Waar zijn hun goden, de rotsen waarop zij vertrouwden?

38. Waar zijn nu die goden aan wie zij hun vet en wijn offerden? Laten die goden opstaan en aantonen dat zij hen kunnen helpen.

39. Ziet u dan niet dat alleen Ik God ben? Ik dood en Ik maak weer levend. Ik verwond en Ik genees. Er is niemand die iets uit mijn macht kan bevrijden.

40-41. Ik hef mijn hand naar de hemelen en zweer bij Mijzelf: zo waar als Ik eeuwig leef, Ik zal mijn bliksemend zwaard slijpen en Mij wreken op mijn tegenstanders en op hen die Mij haten.

42. Mijn pijlen zullen dronken zijn van het bloed. Mijn zwaard zal het vlees verslinden van verslagenen en gevangenen, van de hoofden van de vijand.”

43. Volken van de wereld, wees blij met het volk van God! Want Hij wreekt het bloed van zijn dienaren en Hij wreekt zich op zijn tegenstanders. Zo verzoent Hij zijn land en zijn volk.’

44-47. Toen Mozes en Jozua alle woorden van het lied aan het volk hadden doorgegeven, zei Mozes tegen de aanwezigen: ‘Onthoud en overdenk de wetten die ik u heb gegeven. Geef ze aan uw kinderen door! Want deze wetten zijn niet alleen maar een verzameling woorden: zij zijn uw hele leven! Door ze te gehoorzamen, zult u lang en voorspoedig leven in het land dat aan de overzijde van de Jordaan ligt en dat u zo dadelijk in bezit gaat nemen.’

48-50. Nog diezelfde dag zei de Here tegen Mozes: ‘Ga naar de berg Nebo in het Abarim-gebergte tegenover Jericho, in het land Moab. Beklim de top en kijk dan uit over Kanaän, het land dat Ik het volk Israël ga geven. Nadat u het land hebt gezien, zult u sterven en zult u zich met uw voorouders verenigen, net zoals uw broer Aäron die stierf op de berg Hor.

51-52. Want u was Mij ontrouw te midden van het volk Israël bij uw de bronnen van Meriba, dichtbij Kades in de woestijn Sin. Aan uw voeten zult u het land zien liggen dat Ik het volk Israël geef, maar u mag het niet binnengaan.’

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 32